Berbers keren terug naar het geloof van hun voorouders

De kerk van Noord-Afrika begint in Bijbelse tijden. Simon, afkomstig uit het Libische Cyrene, droeg het kruis van de Heere Jezus. Is hij misschien dezelfde als Niger, die in Handelingen 13 wordt genoemd, de vader van Rufus en Alexander (Markus 15:21)? De belangrijkste westerse kerkvaders, Tertullianus, Cyprianus en Augustinus, waren Noord-Afrikanen. Echter, het Afrikaanse christendom is een voorbeeld van hoe het geloof bijna spoorloos kan verdwijnen. Zal de terugkeer van het christendom in Algerije in onze tijd het begin zijn van de opening van de moslimwereld voor het Evangelie?

De neergang van het Afrikaanse christendom begint met de dood van Augustinus. De Vandalen die in 431 een eind maken aan de Romeinse overheersing in Noord-Afrika zijn weliswaar christenen, maar als aanhangers van het arianisme staan ze vijandig tegenover de belijdenis van de drie-eenheid. In de zesde eeuw verslaat Byzantium de Vandalen, maar een eeuw later wordt Noord-Afrika, hoewel niet zonder tegenstand, onderworpen aan de islam. Arabieren vormen de nieuwe bovenlaag en de autochtone Berbers gaan in meerderheid over tot de islam. Het zijn zelfs Berbers die onder Arabisch bevel in 711 Spanje voor de islam veroveren. Toch verdwijnt het christendom niet aanstonds. Tot in de vijftiende eeuw zullen er nog geïsoleerde christelijke gemeenschappen bestaan hebben in Tunesië, Algerije en Marokko. In het laatste land was er nog tot halverwege de dertiende eeuw een bisschopszetel. Daarna verdwijnt het christendom geheel uit Noord-Afrika.

Er zijn verschillende verklaringen voor de geringe trouw van de Berbers aan het christelijk geloof. De Berbers hadden geen eigen vertaling van de Bijbel en ook was er in Noord-Afrika niet het bloeiende kloosterleven dat in Egypte en Klein-Azië zo belangrijk was voor het voortbestaan van de kerk. Reeds genoemd is het vijandige arianisme van de Vandalen, maar al eerder werd de Noord-Afrikaanse kerk verscheurd door de vraag of christenen die tijdens de vervolgingen afvallig waren geworden weer in de gemeente konden worden opgenomen. De donatisten –vooral Berbers– meenden van niet, de katholieken meenden van wel en ze bestreden elkaar met geweld. Misschien dat arianen en donatisten gezamenlijk de invasie van de islam hebben toegejuicht. In ieder geval, afgesneden van zijn hoofdsteden was het Noord-Afrikaanse christendom niet sterk genoeg om de druk van de islam te weerstaan.

Opoffering

De ontmoeting met de islam militariseerde het middeleeuwse christendom en veranderde de zending in kruistochten. Dat zending ook vrijwel onmogelijk was, bleek toen de franciscaan Ramon Llull, geboren op Mallorca, op zijn tweede zendingsreis naar de kusten van Tunesië en Algerije in 1325 werd vermoord. Het imperialisme van de negentiende eeuw veranderde pas de verhoudingen. Frankrijk koloniseerde Algerije en bevorderde de herstichting van de Rooms-Katholieke Kerk. Deze kerk was vooral een kerk van immigranten, die na de dekolonisatie in 1962 naar Frankrijk terugkeerden. Nog steeds ontmoedigt de Rooms-Katholieke Kerk in Algerije om politieke redenen evangelisatie onder moslims. De protestantse zendingen begonnen in 1881 gebruik te maken van de mogelijkheden die het imperialisme bood. De resultaten waren zeer gering tot aan het eind van de twintigste eeuw, toen er een krachtige beweging ontstond waarbij talrijke moslims christen werden. Deze beweging is echter wel voorbereid door de grote zelfopoffering van zendelingen die in Algerije gewerkt hebben. Met name moet genoemd worden de familie Lamb-Marsh, die in drie generaties, bijna een eeuw lang, met grote trouw de zending diende.

Daisy Marsh, de laatste zendelinge van deze familie, werkte na het gedwongen vertrek van haar ouders in 1954 als verpleegster en onderwijzeres in het bergland van Kabylië in Noordoost-Algerije. Ze genoot de bescherming van de Berbers ten tijde van de Algerijnse Oorlog, toen het land zich losmaakte van Frankrijk. Toen in 1970 ook zij moest vertrekken, waren de zichtbare resultaten van zo veel jaren werk nog steeds zeer gering. Slechts één jong meisje dat later door haar familie vermoord werd, was tot geloof gekomen. De zendelinge zette haar bediening voort tot 1990, eerst als evangeliste onder Berberimmigranten in Marseille en later als medewerkster van de christelijke radiozending, Trans World Radio. Ze deed dit werk in de tijd dat het nationalistische regime een actieve arabiseringspolitiek voerde, waarbij zowel het Frans als de Berbertalen uit het publieke leven werden verbannen. Voor de Berbers waren haar programma’s een bevestiging van hun nationale identiteit.

Volksbeweging

Het begin van het nieuwe christendom onder de Berbers is zeer opmerkelijk. Omstreeks 1982 werd er in een van de Kabylische dorpen een voetbalwedstrijd gehouden. Aan de vooravond van de wedstrijd was de club die de thuiswedstrijd zou spelen in het nadeel, want zijn belangrijkste speler was ernstig ziek. Toen bleek dat er onder de tegenstanders enkele christenen waren die aanboden te bidden voor de zieke. Hun gebed werd verhoord en wel zo dat de zieke de volgende dag de wedstrijd kon spelen. Hij en anderen kwamen tot geloof in Christus, hoewel enkelen later onder druk van de omgeving terugkeerden tot de islam. In dezelfde tijd kwamen andere moslims tot bekering door dromen en visioenen. Sinds de jaren negentig is de christelijke kerk in Algerije onstuimig gegroeid. In Kabylië zijn er in vrijwel alle steden en dorpen kerken en huiskerken, en mensen uit alle lagen van de bevolking zijn christen geworden. De invloed van het Evangelie beperkt zich niet tot de Berbers. Ook Arabieren in andere delen van het land zijn tot bekering gekomen en zelfs strekt de invloed van de beweging zich uit tot de Algerijnse emigranten in Frankrijk en Spanje. Lange tijd was alle aandacht van de Algerijnse regering gericht op het radicale islamisme, en dit verklaart de unieke vrijheid die de bekeerde Algerijnen genoten. Echter, in 2006 werd er een wet aangenomen die de vrijheid van godsdienst voor niet-moslims beperkt en evangelisatie strafbaar stelt. Als gevolg van de wet worden er rechtszaken aangespannen tegen kerken en gelovigen. Haatcampagnes in de pers, die de christenen ervan beschuldigen zich voor geld te hebben bekeerd, stimuleren vijandschap, discriminatie en geweld. De tegenstand kan de kracht van de beweging niet onderdrukken. Het christendom in Algerije is een volksbeweging geworden. Getallen van 60.000 tot 80.000 bekeerlingen worden genoemd, met daarboven minderjarigen en vrouwen die geen mogelijkheid hebben om hun geloof en hoop openlijk te belijden

Bemoediging

Wat zichtbaar wordt in Algerije, is een geestelijke vernieuwing van een volk dat in de crises van de twintigste eeuw tot het besef kwam dat het in duisternis dwaalt en dat zijn identiteit in gevaar is. Zelfs is het de herontdekking van een geschiedenis die zo niet vergeten, dan wel ontkend wordt door de islam: ooit waren de Berbers christen. Het kruis dat Berbervrouwen als versiering en als tatoeage dragen, evenals de rijke archeologische resten van kerken en graven krijgen betekenis. In de oude steden Thagaste en Hippo wordt Augustinus door zijn eigen volk herontdekt. De terugkeer van het christendom in Algerije is een grote bemoediging voor de zending. Bevestigd wordt dat lange jaren van trouwe dienst plotseling overvloedig vrucht kunnen dragen. Bevestigd wordt ook de hoop dat de naam van Christus zal triomferen in landen waar nu nog de islam domineert.

Said, Rachid en Omar

Said, Rachid en Omar zijn drie Algerijnse christenen. Toen Said omstreeks 1990 naar Spanje emigreerde, was hij nog moslim. Hij kwam tot geloof door de uitzendingen van Trans World Radio, die hem leerden dat de ware God Vader is. De islam is voor hem een gevangenis van angst. Said is als coördinator van de Algerijnse christenen in Spanje zich bewust van de behoefte van de jonge kerk aan goed geschoolde voorgangers. Rachid en Omar zijn jongeren die studeren aan de theologische school IBSTE in Castelldefels, bij Barcelona. Rabah, de voetballer die in 1982 op het gebed van christenen genezen werd (zie hoofdverhaal), is hun oom. Ze vertellen dat hij van beroep leraar Arabisch en islam was op een middelbare school, maar in feite was hij atheïst. Na zijn bekering bracht hij velen van zijn leerlingen tot nadenken over de God over wie hij sprak, een andere dan de God van de Koran.

Rachid en Omar combineren hun studie met evangelisatie onder leden van hun eigen volk in Barcelona. Ze beseffen dat ze door hun werk gevaar lopen, maar ze zijn niet bevreesd. Als ze Europa vergelijken met Noord-Afrika zeggen ze: „Europa is een open wereld, maar de harten van de Europeanen zijn gesloten. Noord-Afrika is een gesloten wereld, maar de harten van de moslims staan open. Er is een diep verlangen naar de waarheid van Christus onder de moslims, maar ze moeten van de vrees voor deze waarheid bevrijd worden.”