contactons

Noord-Afrika in Augustinus' Tijd

Rijk en Arm

Om Augustinus' werk als bisschop te verstaan, is het nodig iets te weten over de situatie van het land in die tijd. Vanouds was Noord-Afrika de graanschuur van het Romeinse Rijk. Het land was rijk en welvarend, vooral dankzij de kustvlakte die veel graan voortbracht, en meer landinwaarts de heuvels met een grote olie-productie. Olie en graan vormden ook de basis voor de export. Terwijl de macht en rijkdom van het hele Rijk zienderogen achteruitgingen, hield Noord-Afrika tamelijk lang stand. Toch groeide er geleidelijkaan een grote economische ongelijkheid, die ernstige sociale spanningen veroorzaakte. Alleen een minderheid profiteerde van de rijkdom van het land en van het werk van de arbeiders. En zoals altijd en overal: de zwaksten waren de slachtoffers. Al bij al echter was Hippo in Augustinus' tijd een welvarende stad.

Verval van het Romeinse Rijk

Augustinus' leven speelde zich af tegen de achergrond van het verval van het Rijk. Een teken daarvan was het verdwijnen van de Romeinse instelling van een "verdediger van de rechten der armen". De Afrikaanse bisschoppen vroegen de wederinvoering van dit ambt, maar zonder succes. Verschillende invasies door andere volkeren ondermijnden Italiƫ zowel in politiek opzicht als wat betreft de levensstandaard. In 410 viel het versterkte Rome in handen van de Visigoten onder Alaric. Vele Romeinen vluchtten naar Noord-Afrika.

Naar aanleiding van de plundering van Rome schreef Augustinus een van zijn belangrijkste boeken, De stad van God, waarin hij twee thema's samenbracht: dat van de teloorgang van aardse beschavingen en dat van de eeuwige bestemming van de mensheid. De betreurenswaardige situatie in de rest van het Rijk kon Noord-Afrika niet onberoerd laten. Onlangs ontdekte brieven van Augustinus geven ons een scherp beeld van de slechte toestand in Noord-Afrika tijdens de laatste tien jaren van Augustinus' leven. De jacht op slaven was een echte gesel geworden: bendes vielen burgers, vooral vrouwen en kinderen, aan die op eenzame plaatsen woonden, namen hen gevangen en verkochten hen dan aan slavenhandelaars uit het oosten. Het onheil bereikte een hoogtepunt toen in 429 Vandalen en Alanen onder Geiseric de straat van Gibraltar overstaken, Noord-Afrika binnenvielen, en oostwaarts langs de kust optrokken. De vernietiging van de Romeinse macht was begonnen.

Dood van Augustinus

In tegenstelling tot andere christelijke schrijvers, voelde Augustinus zich niet totaal hopeloos vanwege deze politieke catastrofe. Hij was er getuige van geweest hoe de sociale, geestelijke en intellectuele rol van het christendom in vele delen van de wereld gegroeid was. Hij weigerde te geloven dat het einde van het Romeinse Rijk ook het einde van het christendom betekende. Een van zijn laatste woorden was een citaat van de neoplatonische filosoof, Plotinus: "Niet waarlijk groot is hij die het voor iets groots houdt dat hout en stenen uit elkaar vallen, en dat sterfelijke wezens sterven". Door zijn voorbeeld kan Augustinus ons de levenskunst in tijden van verval leren. Hij leefde in een tijd van revolutionaire omwentelingen: een oude wereld stortte in en een nieuwe daagde schuchter op. Europa zag zich gedwongen te breken met een gevestigd verleden en op zoek te gaan naar een nieuwe toekomst. Die toekomst hield meer in dan de politieke sfeer, want ook de hele beschaving en cultuur, denkwijze en levensstijl van een tijd stonden op het spel. Tijdens de belegering van Hippo door de Vandaalse troepen overleed Augustinus op 28 augustus 430. Hij overleed terwijl hij de zeven boetepsalmen bad, die hij had laten kopiƫren en laten ophangen aan de muur van zijn kamer.